Author profile picture

Eindhoven wil een smart society worden. Maar hoe gaat dat? Wat gebeurt er al? En van welke voorbeelden kunnen we iets leren? De DATAstudio onderzoekt de transitie die de stad moet doormaken om daadwerkelijk zo’n smart society te worden. Met elke week een nieuwe bijdrage op E52. Deze week het eerste deel van een langer verhaal over de ‘leesbaarheid’ van data. Lees hier alle afleveringen in deze serie.

Onderdeel van de Dutch Design Week en het World Design Event was de door DATAstudio Eindhoven gepresenteerde de tentoonstelling Embassy of Data. Bij het programma hoorde de internationale conferentie A City As Smart As Its Citizen over de bevindingen die de programma’s van de DATAstudio de afgelopen drie jaar hebben opgeleverd. Een van de doelen: realistische stappen te schetsen ter bevordering van de ontwikkeling van de ‘slimme samenleving’ in de stad.

Wethouder Mary-Ann Schreurs, bij monde van Linda Vlassenrood, projectleider van de DATAstudio:

“Eerst spraken we over de ontwikkeling van de slimme stad, toen hadden we het over de ontwikkeling van de slimme samenleving. Misschien is het nu tijd om het woord ‘slim’ te laten vallen. Laten we de vraag weer vooropstellen wat de ontwikkeling van de samenleving nodig heeft en pas dan kijken naar de rol die data daar in kan spelen.”

De data-spagaat van gemeenten
Vele gemeenten in Nederland, waaronder Eindhoven, zitten in een lastige spagaat met hun datapolitiek. Aan de ene kant streven ze ernaar om zoveel mogelijk datasets open en deelbaar te publiceren. Aan de andere kant onderkennen ze het belang van het beschermen van de privacy van burgers – een reden om veel datasets juist niet te publiceren.

Veel steden doen hierbij graag de belofte dat op ze weg zijn een smart city te worden. Maar de invloed van steden op de stedelijke datasfeer is in feite gering. Private bedrijven (denk om te beginnen aan het bekende rijtje Facebook, Google/Alphabet, Uber en AirBnB) hebben de beschikking over veel meer data en gebruiken die voor hun eigen agenda’s en winstdoelen, die zich voor een groot deel aan democratische invloed onttrekken.

Democratisch debat
Als het gaat om een slimme samenleving is het allereerst belangrijk om de datasfeer onderwerp te maken van democratisch debat en besluitvorming. In de datasfeer hebben gemeenten minder te zeggen dan bedrijven en individuele burgers trekken helemaal aan het korste eind. Deze assymetrie in invloed zou beter in evenwicht gebracht moeten worden. Met andere woorden: burgers zouden data-empowered moeten worden. Daarover ging het eerste blok in de conferentie, waarover eerder dit en dit artikel op E52 zijn verschenen. Het tweede blok van de conferentie ging over de vraag hoe de leesbaarheid van data in de openbare ruimte kan worden bevorderd – één van de voorwaarden voor data-emancipatie van burgers. Keynote spreker in het tweede blok was Usman Haque, lead ontwerper van Umbrellium, een prijswinnend ontwerpburo uit Engeland, gespecialiseerd in stedelijk ontwerp en dataplatforms.

De blokken in de conferentie werden telkens gevolgd door discussies die als doel hadden om handelingsperspectieven voor de aanwezigen concreet te maken. Hiervoor werd het publiek in groepen verdeeld. De discussies stonden onder leiding van de leden van een panel. Naast Usman Haque, bestond dat uit: Saskia de Beer, ontwikkelaar van stadsontwikkelplatform ZO!city, Merel Noorman, smart city onderzoeker aan de Universiteit van Maastricht, en Chris Sigaloff, voormalig directeur van Kennisland en lid van de denkttank van de DATAstudio.

De leesbaarheid van data
Om goed op de ontwerpvraag rondom de leesbaarheid van data in te kunnen gaan, moeten eerst enkele misvattingen (aldus Haque) over de zogenaamde ‘slimme burger’ uit de weg geruimd worden.

De samenleving (Haque liet ook bewust het adjectief ‘smart’ weg) heeft namelijk niet zozeer behoefte aan slimme burgers, alswel aan betrokken burgers – burgers die geinformeerd en geëngageerd deelnemen aan besluitvorming rondom kleine en grote vragen in de stedelijke maatschappij. Data kan hierin een cruciale rol spelen, maar alleen als data ‘goed op zijn plek gezet wordt’ (om Maya Indira Ganesh te citeren) en op de juiste manier wordt benaderd.

Hoe het niet moet
We leven namelijk inmiddels in de ‘society of the data-spectacle’ (een variant op The Society of the Spectacle, de titel van het beroemde boek van de Franse situationist Guy Debord uit 1967) waarin veel te veel invloed wordt toegekend aan data op zichzelf, en waarin de neiging bestaat om in het verzamelen van data de oplossing van alle mogelijke vraagstukken te zien.

Ter illustratie hiervan noemde Haque de citizen science praktijk van het met sensoren verzamelen van data over luchtkwaliteit – een voorbeeld van een misleidende datapraktijk. Waarom? Ten eerste leidt dergelijke verzameling van data zelden tot nieuwe kennis. Luchtkwaliteitsmeters in de buurt van drukke kruispunten zullen slechtere lucht laten zien dan luchtkwaliteitsmeters die midden in een groot stadspark worden gebruikt. Bekend is ook dat luchtkwaliteit sterk correleert met geluidsniveau. Zowel de drukte en nabijheid van een kruispunt als het geluidsniveau zijn zonder extra sensoren direct waarneembaar door mensen. Niet zelden wordt dataverzameling zelfs ingezet door overheden of andere belanghebbenden als een soort uitsteltactiek. Als een probleem overzichtelijk is maar gevoelig ligt, moet er ‘eerst data worden verzameld’.

In het geval dat er door dataverzameling wèl nieuwe kennis wordt gegenereerd, maakt dat voor de besluitvorming ook vaak weinig uit. Als bijvoorbeeld uit metingen blijkt dat in bepaalde straten de luchtkwaliteit veel slechter is dan verwacht, wordt dat direct onderwerp van een politiek spel. Huiseigenaren in die straat zouden bijvoorbeeld kunnen willen dat de data niet wordt gepubliceerd, om de prijs van hun woning niet te drukken. Activisten voor de beperking van verkeersdrukte hebben een heel ander belang. Kortom: beslissingen worden niet genomen op basis van data, maar op basis van een politiek proces, ook als de data nieuwe werkelijkheden aan het licht brengt.

Daarnaast is het zo dat ook zonder aanvullende data al duidelijk is welk soort beslissing genomen kan worden in bijvoorbeeld de situatie rond een druk verkeersknooppunt in de stad. Er kunnen maatregelen worden getroffen om de verkeersdrukte te beperken, of niet. De data over luchtkwaliteit voegt niets toe aan de aard van die mogelijke beslissing. In feite verwerven burgers zich dus nauwelijks enige capaciteit tot het nemen van betekenisvolle beslissingen door het verzamelen van die luchtkwalitieitsdata.

Volgende week: Hoe dan wel?

Eindhoven wil een smart society worden. Maar hoe gaat dat? Wat gebeurt er al? En van welke voorbeelden kunnen we iets leren? De DATAstudio onderzoekt de transitie die de stad moet doormaken om daadwerkelijk zo’n smart society te worden. Met elke week een nieuwe bijdrage op E52. Deze week het eerste deel van een langer verhaal over de ‘leesbaarheid’ van data. Lees hier alle afleveringen in deze serie.

Onderdeel van de Dutch Design Week en het World Design Event was de door DATAstudio Eindhoven gepresenteerde de tentoonstelling Embassy of Data. Bij het programma hoorde de internationale conferentie A City As Smart As Its Citizen over de bevindingen die de programma’s van de DATAstudio de afgelopen drie jaar hebben opgeleverd. Een van de doelen: realistische stappen te schetsen ter bevordering van de ontwikkeling van de ‘slimme samenleving’ in de stad.

Wethouder Mary-Ann Schreurs, bij monde van Linda Vlassenrood, projectleider van de DATAstudio:

“Eerst spraken we over de ontwikkeling van de slimme stad, toen hadden we het over de ontwikkeling van de slimme samenleving. Misschien is het nu tijd om het woord ‘slim’ te laten vallen. Laten we de vraag weer vooropstellen wat de ontwikkeling van de samenleving nodig heeft en pas dan kijken naar de rol die data daar in kan spelen.”

De data-spagaat van gemeenten
Vele gemeenten in Nederland, waaronder Eindhoven, zitten in een lastige spagaat met hun datapolitiek. Aan de ene kant streven ze ernaar om zoveel mogelijk datasets open en deelbaar te publiceren. Aan de andere kant onderkennen ze het belang van het beschermen van de privacy van burgers – een reden om veel datasets juist niet te publiceren.

Veel steden doen hierbij graag de belofte dat op ze weg zijn een smart city te worden. Maar de invloed van steden op de stedelijke datasfeer is in feite gering. Private bedrijven (denk om te beginnen aan het bekende rijtje Facebook, Google/Alphabet, Uber en AirBnB) hebben de beschikking over veel meer data en gebruiken die voor hun eigen agenda’s en winstdoelen, die zich voor een groot deel aan democratische invloed onttrekken.

Democratisch debat
Als het gaat om een slimme samenleving is het allereerst belangrijk om de datasfeer onderwerp te maken van democratisch debat en besluitvorming. In de datasfeer hebben gemeenten minder te zeggen dan bedrijven en individuele burgers trekken helemaal aan het korste eind. Deze assymetrie in invloed zou beter in evenwicht gebracht moeten worden. Met andere woorden: burgers zouden data-empowered moeten worden. Daarover ging het eerste blok in de conferentie, waarover eerder dit en dit artikel op E52 zijn verschenen. Het tweede blok van de conferentie ging over de vraag hoe de leesbaarheid van data in de openbare ruimte kan worden bevorderd – één van de voorwaarden voor data-emancipatie van burgers. Keynote spreker in het tweede blok was Usman Haque, lead ontwerper van Umbrellium, een prijswinnend ontwerpburo uit Engeland, gespecialiseerd in stedelijk ontwerp en dataplatforms.

De blokken in de conferentie werden telkens gevolgd door discussies die als doel hadden om handelingsperspectieven voor de aanwezigen concreet te maken. Hiervoor werd het publiek in groepen verdeeld. De discussies stonden onder leiding van de leden van een panel. Naast Usman Haque, bestond dat uit: Saskia de Beer, ontwikkelaar van stadsontwikkelplatform ZO!city, Merel Noorman, smart city onderzoeker aan de Universiteit van Maastricht, en Chris Sigaloff, voormalig directeur van Kennisland en lid van de denkttank van de DATAstudio.

De leesbaarheid van data
Om goed op de ontwerpvraag rondom de leesbaarheid van data in te kunnen gaan, moeten eerst enkele misvattingen (aldus Haque) over de zogenaamde ‘slimme burger’ uit de weg geruimd worden.

De samenleving (Haque liet ook bewust het adjectief ‘smart’ weg) heeft namelijk niet zozeer behoefte aan slimme burgers, alswel aan betrokken burgers – burgers die geinformeerd en geëngageerd deelnemen aan besluitvorming rondom kleine en grote vragen in de stedelijke maatschappij. Data kan hierin een cruciale rol spelen, maar alleen als data ‘goed op zijn plek gezet wordt’ (om Maya Indira Ganesh te citeren) en op de juiste manier wordt benaderd.

Hoe het niet moet
We leven namelijk inmiddels in de ‘society of the data-spectacle’ (een variant op The Society of the Spectacle, de titel van het beroemde boek van de Franse situationist Guy Debord uit 1967) waarin veel te veel invloed wordt toegekend aan data op zichzelf, en waarin de neiging bestaat om in het verzamelen van data de oplossing van alle mogelijke vraagstukken te zien.

Ter illustratie hiervan noemde Haque de citizen science praktijk van het met sensoren verzamelen van data over luchtkwaliteit – een voorbeeld van een misleidende datapraktijk. Waarom? Ten eerste leidt dergelijke verzameling van data zelden tot nieuwe kennis. Luchtkwaliteitsmeters in de buurt van drukke kruispunten zullen slechtere lucht laten zien dan luchtkwaliteitsmeters die midden in een groot stadspark worden gebruikt. Bekend is ook dat luchtkwaliteit sterk correleert met geluidsniveau. Zowel de drukte en nabijheid van een kruispunt als het geluidsniveau zijn zonder extra sensoren direct waarneembaar door mensen. Niet zelden wordt dataverzameling zelfs ingezet door overheden of andere belanghebbenden als een soort uitsteltactiek. Als een probleem overzichtelijk is maar gevoelig ligt, moet er ‘eerst data worden verzameld’.

In het geval dat er door dataverzameling wèl nieuwe kennis wordt gegenereerd, maakt dat voor de besluitvorming ook vaak weinig uit. Als bijvoorbeeld uit metingen blijkt dat in bepaalde straten de luchtkwaliteit veel slechter is dan verwacht, wordt dat direct onderwerp van een politiek spel. Huiseigenaren in die straat zouden bijvoorbeeld kunnen willen dat de data niet wordt gepubliceerd, om de prijs van hun woning niet te drukken. Activisten voor de beperking van verkeersdrukte hebben een heel ander belang. Kortom: beslissingen worden niet genomen op basis van data, maar op basis van een politiek proces, ook als de data nieuwe werkelijkheden aan het licht brengt.

Daarnaast is het zo dat ook zonder aanvullende data al duidelijk is welk soort beslissing genomen kan worden in bijvoorbeeld de situatie rond een druk verkeersknooppunt in de stad. Er kunnen maatregelen worden getroffen om de verkeersdrukte te beperken, of niet. De data over luchtkwaliteit voegt niets toe aan de aard van die mogelijke beslissing. In feite verwerven burgers zich dus nauwelijks enige capaciteit tot het nemen van betekenisvolle beslissingen door het verzamelen van die luchtkwalitieitsdata.

Volgende week: Hoe dan wel?