Author profile picture

In de ‘Toekomstgids voor Brabantse gemeenten’ van BrabantKennis kijken deskundigen op diverse deelterreinen vooruit en brengen op die manier de toekomst dichterbij – in woord, beeld en getal. Toekomstpsycholoog Tom Kniesmeijer (initiator TrendRede) koppelt mondiale uitdagingen aan lokale kansen, en andersom. E52 publiceert vooruitlopend op de publicatie van de Toekomstgids drie interviews met (inter)nationale en lokale pioniers. De Gids zelf biedt daarnaast reistips en ‘inpaklijsten’ vol Brabantse initiatieven. Zodat iedereen de mogelijkheid krijgt om ook zelf de toekomst vorm te gaan geven. Een handig kompas voor iedereen die lokaal met de toekomst aan de slag gaat.

De gids is vanaf 1 maart 2018 beschikbaar, maar nu al gratis te bestellen.

Lees hier de andere 2 delen van de voorpublicatie.

Vandaag deel 2 van de voorpublicatie, een interview met Tine de Moor, hoogleraar sociale en economische geschiedenis aan de Universiteit Utrecht 

Waar is de eensgezindheid gebleven in Brabant? Tegenwoordig is het vooral wíj en zíj. Soort zoekt soort. We leven allemaal op eigen eilandjes, die steeds verder uit elkaar drijven. Hoe erg is dat eigenlijk? Verschil hoort bij de samenleving: zonder wrijving geen glans. Maar het wordt problematisch als het zorgt voor grote (perspectief)ongelijkheid. Hoe komen we weer nader tot elkaar? Hoe leren we opnieuw samenleven met elkaar? Hoe overbruggen en verbinden Brabantse gemeenten in tijden van groeiende verschillen tussen ik en wij, hullie en zullie?

Stap in de wereld van samenleving… en ontdek dat niet alleen het ‘ik’ van belang is, maar óók het ‘wij’. Er is sprake van een betekenissamenleving. Ieder mens is onderdeel van een groter geheel, waaraan het veel te danken heeft. Een bouwsteen alleen heeft immers geen betekenis. We hebben het andere in de anderen nodig om gezamenlijk vooruit te komen.

Hieronder het interview met Tine De Moor.

“Er wordt, vooral ook in Brabant, weer op tal van plekken samengewerkt. Maar ben niet naïef. Vaak zie je een duidelijke scheiding tussen mensen die wél en niet in zo’n clubje zitten. Voor je het weet wordt de kloof in de samenleving weer groter.”Tine de Moor, hoogleraar sociale en economische geschiedenis

Er loopt een directe lijn van de middeleeuwse gildes, via de vakbonden en boerenleen- banken van eind negentiende eeuw, naar de derde coöperatiegolf waarin we ons nu bevinden. Tine De Moor, hoogleraar sociale en economische geschiedenis aan de Universiteit Utrecht, doet onderzoek naar zorg- en energiecoöperaties die momenteel vooral in provinciale randgebieden als paddenstoelen uit de grond schieten. “Het is schokkend om te zien in welk tempo de zorgvuldig opgebouwde verzorgingsstaat momenteel wordt afgebroken.”

Van hoeveel coöperaties Tine De Moor zélf lid is in haar woonplaats Gent? Ze telt het op haar vingers na. “De coöperatieve kaasmakerij, het lokaal ecologisch centrum, een coöperatie die collectief biologische landbouwgrond aankoopt en weer verhuurt aan boeren… Het zijn er minstens tien, schat ik zo. Het Gentse coöperatieve leven bloeit!”

Tine de Moor

Waar komen we vandaan?
“De Europese geschiedenis telt drie periodes waarin burgercollectieven een belangrijke rol speelden: de Vroegmoderne Tijd, de tweede helft van de negentiende eeuw én onze huidige tijd. Die periodes zijn niet helemaal vergelijkbaar, maar er zijn belangrijke overeenkomsten en verschillen.”

Ambacht- en koopmansgilden
“In de late middeleeuwen organiseerden mensen met hetzelfde beroep zich in ambacht- en koopmansgilden. De groepsgrootte en -homogeniteit werden streng bewaakt: zodra een gilde te groot dreigde te worden, splitsten de leden zich op. Zo ontstonden bijvoorbeeld, vanuit één gilde voor smeden, aparte gildes voor sieradensmeden, zilversmeden en wapensmeden.”

Vakbonden en boerenleenbanken
“Tijdens de tweede coöperatiegolf ontstonden, zo vanaf 1880, onder meer de grote vakbonden en boerenleenbanken. Hier was groepsgrootte geen issue: een coöperatie als Rabobank groeide gestaag door, met een enorme lobbykracht als gevolg. Die coöperatieve structuur is overigens tot 2015 streng bewaakt. Pas sinds enkele jaren stuurt het hoofdkantoor van Rabobank de afzonderlijke banken aan, en niet andersom.”

Waar staan we nu?
“Inmiddels bevinden we ons aan het begin van de derde coöperatiegolf. Ook in Noord-Brabant zien we tal van coöperaties ontstaan, met name op het gebied van energie en zorg (vooral op het platteland). Grofweg zijn er twee redenen waarom mensen zich in een coöperatie verenigen. Vooral bij de energiecoöperaties is opportuniteit een belangrijke reden: er zijn simpelweg meer technische mogelijkheden om
in je eigen energiebehoefte te voorzien. Door je eigen energie op te wekken, heb je ook meer regie over bijvoorbeeld de duurzaamheid van die energie.”

“Anders ligt dat bij de ouderenzorg, waar de coöperaties vooral voortkomen uit frustratie over het huidige overheidsbeleid. Door vergaande bezuinigingen en privatiseringen zijn vooral de minder bevolkte regio’s de dupe. Marktpartijen zetten nu eenmaal niet in elk klein dorp een zorgcentrum neer. De overheid kan wel willen dat de markt alle problemen oplost, maar dat ís nu eenmaal niet zo.”

Afbraak verzorgingsstaat
“In die zin zet het nieuwe kabinet opnieuw een stap terug. Goed, energiecoöperaties krijgen iets meer ruimte, maar het nieuwe regeerakkoord bevat verder geen stimulerende maatregelen om coöperaties te ondersteunen. Laat staan dat het huidige kabinet maatregelen neemt om de tot in het extreme doorgevoerde privatisering terúg te draaien. Het is schokkend in welk tempo de zorgvuldig opgebouwde verzorgingsstaat momenteel wordt afgebroken. Nederland is niet zo Europa-minded, maar ondertussen zijn jullie binnen Europa wel het beste jongetje van de privatiseringsklas. En dat werkt uiteindelijk alleen maar averechts.”

De menselijke maat is zoek
“Een voorbeeld? De kinderopvang, een van de fundamentele bouwstenen van de welvaartsstaat, was ooit bedoeld om meer vrouwen deel te laten nemen aan het arbeidsproces. Inmiddels is de gehele sector geprivatiseerd en is diezelfde kinderopvang voor veel mensen te duur, met als gevolg dat Nederland zijn arbeidsmarktpotentieel niet ten volle benut. Voor ouderenzorg geldt hetzelfde. Anno 2017 struikel je over de commerciële zorginstellingen die veel beloven, maar hun cliënten niet eens een fatsoenlijke kop koffie serveren. En in de reguliere zorg dwingen verzekeraars je om voor een bepaalde ingreep je heil drie ziekenhuizen verderop te zoeken. De menselijke maat is zoek. Je kunt het al die zorginstellingen en verzekeraars niet eens kwalijk nemen: in het huidige politieke klimaat draait alles nu eenmaal om winst. De huidige zorgcoöperaties zijn daar simpelweg een reactie op.”

Waar gaan we naar toe?
“Wat ik zelf boeiend vind aan de huidige coöperaties, is hun wil om zaken aan te pakken en samen een bepaald probleem op te lossen. Het is goed dat er, ook in Brabant, weer op tal van plekken wordt samengewerkt. Tegelijkertijd moeten we er niet té naïef naar kijken. Een deel van de coöperaties is geboren uit noodzaak. Bovendien kun je je afvragen welk deel van de samenleving aan een coöperatie deelneemt. Vaak ontstaat er een duidelijke scheiding tussen mensen die wél en niet in zo’n clubje zitten. Voor je het weet wordt de kloof tussen bepaalde groepen in de samenleving alleen maar weer groter.”

“Bovendien wordt er veel gevraagd van mensen die in zo’n coöperatie zitten. In de praktijk zie je dat de kar wordt getrokken door oudere generaties, die over tijd en geld beschikken en vaak de nodige managementervaring meebrengen. Dat is wel
een aandachtspunt: hoe zorg je ervoor dat ook de jongere generaties aangehaakt blijven?”

Wederkerigheid
“Coöperaties bestaan bij de gratie van wederkerigheid: als coöperant draag je zelf bij aan het grotere geheel, maar mag je óók een bijdrage van medecoöperanten verwachten. Niet voor niets is face-to-face-contact cruciaal om de coöperatie te laten slagen. Je moet de discussie meemaken, je moet snappen hoe besluiten tot stand komen. Ook hanteren veel coöperaties en broodfondsen een maximale omvang van vijftig leden. Die groepsgrootte zorgt ervoor dat je overzicht houdt en elkaar leert kennen. Een grote adder onder het gras is wél dat mensen steeds drukker bezet zijn. Het coöperatieve leven hier in Gent bloeit, maar helaas ontbreekt het me aan tijd om naar elke vergadering te gaan. Momenteel zijn we aan het kijken of we alle algemene vergaderingen van de Gentse coöperaties kunnen concentreren op één of enkele dagen per jaar. Dat zou drempelverlagend werken.”

Sectoroverschrijdende lobby
“Nu coöperaties een steeds prominentere plek innemen binnen onze samenlevingen, is een sectoroverschrijdende lobbyorganisatie een belangrijk doel. Uiteindelijk verschillen zorg- en energiecoöperaties niet veel van elkaar, dus is het interessant om samen op te trekken. Oók in financiële zin: waar energiecoöperaties vaak winstgevend zijn, hebben zorgcoöperaties moeite hun eigen broek op te houden. Verder vergroot je de betrokkenheid van je leden. Als je voor twee essentiële zaken – zorg en energie – afhankelijk bent van één organisatie, is de neiging groter om mee te denken en jezelf constructief op te stellen. Zo ontstaat er wellicht een nieuw middenveld, als antwoord op een overheid die zich steeds verder terugtrekt.”

Wat is je advies aan de gemeentelijke overheid?
“Realiseer je dat coöperaties primair voortkomen uit het feit dat de overheid haar verantwoordelijkheid onvoldoende neemt. Het is misschien een open deur, maar durf als overheid burgers hetzelfde vertrouwen te geven als dat je nu aan marktpartijen geeft.”

Geef dorpsraden een verbindende rol
“Verder is het interessant voor gemeenten om te kijken of ze dorpsraden een rol kunnen geven bij het verbinden van zorg- en energiecoöperaties. Die basisstructuur van dorpsraden is al aanwezig. Vaak voelen dit soort clubs goed aan waaraan precies behoefte is.”

Provinciaal expertisecentrum
“Tenslotte is het slim om een provinciaal expertisecentrum voor coöperaties op te zetten in Brabant, waar mensen advies en ondersteuning krijgen. Nu de derde coöperatiegolf lijkt door te zetten en coöperaties een steeds belangrijkere plek innemen in lokale gemeenschappen, is dat geen overbodige luxe.”