Author profile picture

Enorm trots is ze, Wilitha Theuws, bewoner van de Geldropse wijk Coevering. Haar ‘Get together-kar’ staat op de DDW, buiten naast het gebouw van Woonbedrijf. En in ‘ploegendiensten’ van twee uur delen zij en andere bewoners gratis koffie en thee uit aan voorbijgangers. Als uitnodiging om een kijkje te komen nemen binnen, waar de tentoonstelling ‘Way to GO-design’ te zien is.

Theuws wilde iets doen aan de saamhorigheid in de wijk, niemand groette elkaar en de wijk had een slechte naam. “Mensen noemen het wel ‘boevering’”, vertelt de bewoonster die vijf jaar geleden vanuit Bergeijk naar een van de zeven flats van de Coevering verhuisde. Nog voor ze de kar kreeg, toog ze naar de nabijgelegen Strabrechtse heide met in haar scootmobiel twee thermoskannen koffie. Ze wilde het anders en klopte aan bij het BuurtCultuurfonds van Woonbedrijf. Zo kwam ze in aanraking met ontwerper Tsjalke Bouma. Met haar bedacht ze de ‘Get together kar’ waarmee ze sinds 29 juni 2014 elke woensdag en zaterdagmiddag naar het bos gaat.

“Uiteindelijk gaat het ons niet zo zeer om het product als wel om het proces hoe het tot stand komt. We weten nu dat je er gewoon een beter product van krijgt.”Angelique Bellemakers, Districtsmanager Strijp Woonbedrijf

Woonbedrijf laat met vijf projecten zien dat het van belang is om met bewoners en toekomstige bewoners in gesprek te gaan, vertelt Angelique Bellemakers, districtsmanager Strijp bij Woonbedrijf. “Alle vijf hebben ze evenveel waarde maar ze zijn totaal verschillend met een overeenkomst: je bent altijd in gesprek met je klanten en dat levert ook daadwerkelijk iets op. Uiteindelijk gaat het ons niet zo zeer om het product als wel om het proces hoe het tot stand komt. We weten nu dat je er gewoon een beter product van krijgt.” En dat betere product is niet in geld of andere meetbare waarde aan te tonen. Daarom vertellen tijdens de DDW bewoners, ontwerpers en medewerkers van Woonbedrijf wat het hen heeft gebracht.

Curator en co-designer Cindy van den Bremen stelde voor het derde jaar de DDW-expositie samen. “We kozen voor de titel: The Way to GO-Design. Want is het niet zo dat wij als Woonbedrijf pretenderen het antwoord te weten op hoe je moet co-designen. Met vijf projecten laten we de reis ernaar toe zien. En in die projecten hebben de ontwerpers de rol van facilitator.” Daarbij gaat het vooral om de context en dus kozen ze voor vijf projecten met een totaal verschillende context.

Zo is Gerretsonhof, in de wijk Prinsejagt, een seniorenproject waarbij vanaf het begin met toekomstige bewoners over hun wensen is gesproken. Architect Paul Bouw bedacht en ontwierp met hen gelijkvloerse woningen met vanuit de woonkamer direct zicht op een eigen terras, een ruime badkamer en een schuin dak waardoor er opbergruimte is ontstaan. Er zijn 3 hofjes met elk 12 woningen. In juli 2016 trokken de eerste bewoners erin.

Josje van Gestel – Nogueira Sargento is een van die bewoners en woonde nog in de oude woningen aan de Gerretsonlaan. “Er zat voor mij veel emotionele waarde aan die woning en ik wilde er heel graag terugkomen”, vertelt de bewoonster. Ze woonde er 15 jaar samen met haar vrouw die er is overleden. “Woonbedrijf heeft heel goed rekening met mij gehouden en ik mocht als een van de eersten een nieuwe woning uitzoeken.”

“Het woonplezier is boven verwachting. En je kent elkaar al vanaf het begin, niet iedereen was er vanaf het begin bij maar anderen die er later bij zijn gekomen dachten ook mee over hoe het zou moeten worden.” Bewoners gingen met elkaar op excursie naar andere projecten en de architect, Paul Bouw, werkte in drie sessies samen met bewoners de grootte, de indeling en de plek van de woningen uit. Hij gebruikte daarbij plattegronden en blokken. Zo ontstond het idee voor de hofjes.

Lucas Zoutendijk en Eveline Visser van Studio 1:1 bedachten het ‘groener gras spel’ dat als ‘tool’ werd ingezet om de bewoners te helpen nadenken en beslissen over de inrichting van de hofjes. Studio 1:1 werkte samen met Woonbedrijf vanuit een ander project om de stad te vergroenen. Tegelijkertijd werd er op de Gerretsonlaan gebouwd en lagen er tekeningen van de drie hofjes, vertelt Zoutendijk. “Die tekeningen waren heel sober en er was weinig groen. Woonbedrijf vroeg ons of wij niet iets voor hen konden betekenen. In een maand hebben we een spel bedacht en in twee middagen hebben we met de bewoners de drie hofjes zo groen mogelijk gemaakt.” Na een uitleg over biodiversiteit en wat dat voor hun hofjes betekende gingen bewoners met elkaar onderhandelen over de komst van een bankje of een fitnessapparaat en kregen ze biodiversiteitspunten voor de beplanting en het gras. “De bankjes waren duur, hoor”, zegt Van Gestel – Nogueira Sargento lachend, “En een week later waren die in de reclame bij de Praxis.” Zoutendijk: “Het is natuurlijk heel leuk en sociaal zo’n spel maar het moest ook binnen het budget blijven. Maar dat is gelukt en het heeft veel bijeffecten gehad.”

Weer een hele andere doelgroep zijn de studenten uit de Aurora flats op TU/e campus. “Er wonen veel internationale studenten en die landen niet allemaal even goed in Eindhoven”, vertelt Van den Bremen. “Ze blijven veel op de Campus en zijn bezig met hun doctoraal onderzoek of studie, ze vinden moeilijk aansluiting bij het sociale leven. En de TU/e wilde daar graag wat aan doen.” Enquêtes en de standaardbijeenkomsten hielpen niet en daarom werd ontwerper Almar Sinte Maartensdijk gevraagd om iets te bedenken wat wel werkt. “Vestide was bezig om Aurora te ontwikkelen. Op de TU/e-campus stonden toen nog de Spaceboxen, kleine prefab woningen zonder gemeenschappelijke ruimte. Van de Spacebox-bewoners wilden we weten hoe het is om op de campus te wonen. Ik ontwierp een kar met twee magnetrons, die zette ik mooi verlicht buiten de Spaceboxen. De studenten kwamen ‘s avonds vanaf een uurtje of 5 thuis. En samen met Auke van de Kerkhof (creatief therapeut) bood ik hen een hap warm eten en gingen we met ze in gesprek over wat ze zouden willen. Dat werkte daar super goed iedereen kwam eigenlijk tegelijk thuis, er ontstond een rij en mensen gingen met elkaar praten.”

Uiteindelijk kwam er in het nieuwe complex Aurora een ontmoetingsruimte van 90 vierkante meter, die Sinte Maartensdijk samen met de bewoners inrichtte. Grote legoblokken werden gebruikt om de indeling te bepalen, in houten tafels werden met houtbranders spellen gemaakt en lichtbakken werden voorzien van sjabloons om meer sfeer te krijgen. Het decoreren deden de bewoners zelf. De ontwerper ontdekte dat het goed werkt als je de studenten iets rustgevends te doen aanbiedt. “Die studenten zijn allemaal heel druk. Ze moeten van alles voor hun studie en onderzoek. Maar met dit houtbranden bleven sommigen een halve avond. We hebben mensen echt naar huis moeten sturen.” Tijdens de DDW kunnen bezoekers ook houtbranden in een tafel.

Het ultieme voorbeeld van co-design noemt Bellemakers SPACE-S, waar zij vanuit Woonbedrijf verantwoordelijk voor was. Daar zijn 402 woningen gebouwd en zijn de bewoners vanaf punt nul er bij betrokken als medeopdrachtgever. Zij kregen de ruimte om de buitenruimte, de woningen en het ontwerp van de gebouwen samen te bepalen nog voordat er ook maar een lijn op papier stond. Wie het meest betrokken was kreeg Mats-punten, genoemd naar het 500ste lid van de Facebook-pagina. Er ontstond een hele community en werd er van alles georganiseerd. Op het braakliggend terrein kwam een stadscamping, dat zo’n succes werd dat het drie keer is herhaald. Een bewoner, Tim van der Grinten, zette het ontwerpmodel van de architect om in een game-software, zodat iedereen een 3D-tour kon nemen van hoe het zou worden. Bewoner Joep Klunhaar kreeg de meeste Matspunten, 62. Hij had toen veel tijd over, vertelt hij. En als het geld zou opleveren zou hij er zijn baan van maken. “Het gaat toch om participatie, maar ja, het kost ook veel tijd. Het levert wel veel op, alleen dat is niet in geld uit te drukken.” Hij mocht als eerste een woning uitkiezen. Als hij nu uit zijn raam kijkt en terug denkt aan wat ze allemaal hebben gedaan om dit zo te ontwerpen dan doet dat wel wat met hem, zegt hij, al die herinneringen. “En die stadscamping was het meest intieme moment in het hele proces. Je leert elkaar goed kennen.”